Dominantie, hoe zit het nou echt?

Dominantie is een omstreden onderwerp. Vroeger – en soms nog steeds – werd vrijwel alle probleemgedrag bij honden verklaard vanuit het idee dat de hond de eigenaar niet als de “alpha” zag. Wat is hier nou wel of niet van waar?

Wanneer een hond ongewenst gedrag laat zien, wordt al gauw gezegd dat dit een “dominantie hond” zou zijn. Bestijgt de hond een andere hond, gromt hij als van de bank wordt gestuurd of trekt hij veel aan de lijn? Dan is de diagnose, al dan niet geïnspireerd door een zekere goedlachse Mexicaanse tv-hondenfluisteraar, niet zelden dat je een zeer “dominante” hond hebt die “de baas” wil worden, waartegen je als “alpha” zou moeten optreden. Maar klopt deze theorie eigenlijk wel?

Dominantie onderzocht

De dominantietheorie is gebaseerd op onderzoek naar door de mens samengestelde groepen wolven die in gevangenschap leefden. Onderzoekers, waaronder David Mech, zagen dat deze wolven veel vochten en dat er veel conflicten waren over eten en voortplanting. Op basis van de uitkomsten van deze gevechten stelden de onderzoekers dat er een strikte hiërarchie bestond, met een “alpha”-reu en -teef aan de top. Omdat honden van wolven afstammen, hebben hondentrainers in het verleden dit model doorgetrokken naar de hond en geconcludeerd dat honden onderling én met mensen een dominantierelatie hebben met één “alpha” – bij voorkeur de mens – aan de top.

Toen er vervolgens werd gekeken naar de manier waarop wolven in het wild met elkaar samen leven, bleek dat het er heel anders aan toeging: een groep wilde wolven bestaat namelijk uit een gezin met een vader- en een moederwolf, hun jongvolwassen nakomelingen en de pups van het jaar daarna. Wanneer de nakomelingen volwassen zijn verlaten ze de groep. Agressie komt zeer zelden voor tussen leden van de eigen groep, maar kan bijzonder heftig zijn wanneer leden van verschillende roedels elkaar tegen komen. Dat verklaart ook waarom de wolven in gevangenschap die geen familie waren en die dus onder onnatuurlijke omstandigheden werden bestudeerd, zoveel agressie toonden. In het wild is er bij een wolvenfamilie geen sprake van een strike dominantieverhouding, maar leiden de vader en de moeder logischerwijs de groep. David Mech, dezelfde onderzoeker die eerder juist de dominantietheorie ontwikkelde, zei dan ook dat de term “alpha” overbodig is en niet meer gebruikt zou moeten worden.

Honden zijn geen wolven

Het één op één aan elkaar gelijkstellen van wolvengedrag en hondengedrag is bovendien ook niet van kritiek verschoond gebleven. Domesticatie heeft ervoor gezorgd dat de hond en zijn gedrag radicaal zijn veranderd. Zo kunnen honden veel beter met mensen communiceren dan wolven, en is er geselecteerd op specifieke eigenschappen die voor de mens nuttig waren, waardoor weer andere verloren zijn gegaan en de hond een heel ander dier is geworden dan de wolf.

Dit blijkt ook uit studies die zijn gedaan naar wilde honden, die aantonen dat wilde wolven en wilde honden er een hele andere manier van leven op nahouden. Zo blijkt dat wilde honden heel vaak solitair leven zonder vaste groepen te vormen. En wanneer zij wel in groepen leven, houden wilde honden ook geen gezinsstructuur aan zoals wolven dat doen. De groepssamenstelling verandert regelmatig en leden komen en gaan. Bovendien paren teven uit de ene groep met reuen uit andere groepen, wat bij wolven niet voorkomt. Ook planten in deze groepen alle vrouwelijke leden zich elk jaar voort. Honden vormen daarnaast ook geen “roedels” zoals wolven dat doen omdat zij niet in groepsverband de jongen grootbrengen en meestal ook niet gezamenlijk jagen.

Op basis van het vertoon van agressie tussen groepsleden onderling kan bovendien ook geen duidelijke hiërarchie worden vastgesteld in groepen (wilde) honden. Agressie en dominantie lijken dus sowieso weinig tot niets met elkaar te maken te hebben. Wel bleek dat er een zekere rechtlijnigheid kan worden ontdekt in zogenaamde “submissieve gedragingen” (de bek van een andere hond likken, onder de kop doorlopen) die honden naar elkaar vertonen bij het begroeten: die blijken namelijk vrijwel altijd door jongere dieren naar oudere dieren te worden vertoond, en zelden andersom. John Bradshaw concludeert daarom dat deze signalen niet zozeer tot doel hebben om onderdanigheid te tonen of agressie van een ranghogere af te wenden, maar dat het affiliatieve gedragingen zijn om de band te versterken en dat ze voortkomen uit het bedelen om voedsel wat pups bij de moeder doen om haar te laten overgeven. Niet meer dan een beleefde begroetingsceremonie naar de oudere honden waarvan de jongeren voor hun verzorging en overleving afhankelijk zijn dus.

Hoe zit het dan wel?

Onderzoek heeft dus aangetoond dat wolven noch honden strikte dominantie-hiërarchieën vormen met één “alpha” als leider die op agressieve wijze de rest van de “roedel” koeioneert. Maar op welke wijze komt de sociale structuur tussen honden onderling en tussen honden en mensen dan wel tot stand?

Ten eerste zijn leerervaringen hierbij heel belangrijk: een hond leert simpelweg van de reactie van zijn groepsgenoten hoe hij zich het beste kan gedragen. Daarbij speelt ook mee hoe belangrijk iets is voor een bepaalde hond: als de ene hond heel graag een botje wil hebben, maar de andere hond botjes helemaal niet zo belangrijk vindt, zal er niet snel een conflict ontstaan en krijgt de eerste hond het bot. In een andere situatie, waarin er bijvoorbeeld een bal in het spel is, kan de situatie echter omgekeerd zijn, afhankelijk van hoe belangrijk elke hond de bal vindt en hoe ze hun kansen op basis van eerder ervaringen met elkaar inschatten. Dit toont wederom aan dat status helemaal geen rol speelt, maar dat vooral de waarde die individuele honden aan een bepaalde bron toekennen en de leerervaringen die zij in het verleden hebben opgedaan bepalen hoe zij met elkaar omgaan en of er een conflict ontstaat.

Hetzelfde geldt voor de interactie tussen mensen en honden. Zo ontstaan conflicten tussen hond en eigenaar bijvoorbeeld omdat de hond heeft geleerd dat hij gestraft wordt door zijn eigenaar in een bepaalde context zonder dat hij begrijpt waarom of zonder dat hij het kan voorkomen, of omdat hij heeft geleerd dat bepaald gedrag effect heeft. Zo kan het gebeuren dat een hond gromt naar de eigenaar wanneer hij van de bank wordt gestuurd. De hond ervaart de boze woorden van de eigenaar als vervelend, en snapt vaak niet wat er van hem wordt gevraagd. Wanneer andere signalen niet werken om de bedreiging af te wenden, zal de hond kunnen gaan grommen. Wanneer de eigenaar vervolgens nog bozer wordt omdat zijn hond zo “dominant” is, zal de hond vervolgens al gaan grommen zodra hij op de bank ligt en de eigenaar in de buurt komt, waarna een vervelende miscommunicatie uitgroeit tot hinderlijk probleemgedrag.

Ook voor andere gedragingen geldt dat er vaak hele andere oorzaken zijn aan te wijzen. Een hond die een andere hond bestijgt kan dat doen omdat de andere hond lekker ruikt (bijvoorbeeld wanneer een intacte reu een gecastreerde reu bestijgt) of omdat een puberende hond tijdens het spelen met andere honden iets te hyper wordt en uit opwinding gaat bestijgen. Bij trekken aan de lijn geldt vaak dat de hond simpelweg heeft geleerd dat trekken hem het snelst brengt naar waar hij wil zijn, en dat het naast de eigenaar lopen onvoldoende is bekrachtigd. Deze gedragingen hebben dus helemaal niets met “de baas willen zijn” te maken, maar alles met de context en met leerervaringen.

Wat betekent dit voor onze omgang met honden?

Uit naam van “dominantie” zijn er heel veel honden verkeerd begrepen en agressief benaderd door ons mensen. Omdat ons wordt verteld dat wij “de baas” moeten zijn, en dat allerlei normale hondengedragingen als pogingen om de macht te willen grijpen worden uitgelegd, hebben heel veel goedbedoelende hondeneigenaren hun hond op de rug gelegd, bij hun nekvel gepakt, in de zij geprikt, urenlang genegeerd, de etensbak afgepakt of gedrag met pijnlijke correctiemethoden onderdrukt. Niet zelden heeft een dergelijke aanpak tot een enorme verslechtering van het gedrag geleid, soms zelfs met euthanasie van de hond tot gevolg. Soms – bijvoorbeeld op t.v. – lijken bovenstaande methode echter wel te werken, in die zin dat het gedrag ophoudt. De hond ervaart echter waarschijnlijk nog steeds dezelfde (negatieve) emotie die het gedrag heeft veroorzaakt, maar durft zich simpelweg niet meer te uiten en doet vervolgens maar helemaal niets meer om straf te voorkomen. Dit verschijnsel noemt men aangeleerde hulpeloosheid, wat wordt beschouwd als een ernstige geestelijke aandoening met grote gevolgen voor het welzijn van het betreffende individu.

Gelukkig doen steeds meer hondentrainers en gedragsdeskundigen afstand van deze verouderde theorieën en begrijpen we steeds beter waarom honden echt doen wat ze doen, en hoe belangrijk de rol van emoties daarbij is. Geniet dus van je hond, leer hem kennen en zijn lichaamstaal te begrijpen. Leer hem middels training welk gedrag je van hem wil, geef op vriendelijke doch consequente wijze aan wat de grenzen zijn, maar wees daarbij niet bang dat hij “de baas” over je wil worden. Daar zijn honden, in tegenstelling tot mensen, echt niet mee bezig.

Bronnen

Meer artikelen:

Het belang van voorspelbaarheid

Je hebt vast wel eens meegemaakt dat een dagje uit totaal anders liep dan verwacht: de trein kwam niet opdagen, de tickets bleken verlopen, het

Meer weten:

Volg lezingen en cursussen vanuit huis wanneer het jou uitkomt.